Het aanleren van kritisch denken

Daniel T. Willingham, hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Virginia, is een vooraanstaand onderzoeker op het gebied van cognitieve wetenschap, met name in de manier waarop het van toepassing is op onderwijs. Hij heeft verschillende invloedrijke boeken geschreven, waaronder Why Don’t Students Like School? en De lezende geest. Zijn onderzoek richt zich op hoe studenten leren, de rol van cognitieve principes in effectief onderwijs en de wetenschap achter de ontwikkeling van kritisch denken. In zijn paper uit 2019 How to Teach Critical Thinking Skills (hieronder besproken), voor het New South Wales Department of Education, onderzoekt Willingham de complexiteit van het onderwijzen van kritisch denken en geeft hij evidence-based aanbevelingen voor opvoeders.
Het document
In een tijdperk van informatie-overload is het vermogen om kritisch te denken belangrijker dan ooit. We leven in een wereld waarin foute/nep informatie zich snel verspreidt, beslissingen moeten worden genomen op basis van complexe gegevens en kunstmatige intelligentie ons dagelijks leven steeds meer beïnvloedt. Het is geen verrassing dat docenten, opvoeders, beleidsmakers en werkgevers de nadruk leggen op kritisch denken.
Maar wat betekent het eigenlijk om kritisch denken te leren? Kan het worden onderwezen als een op zichzelf staande vaardigheid, of is het inherent verbonden met vakkennis?
Wat is kritisch denken?
Voordat we kritisch denken kunnen aanleren, moeten we het definiëren. Willingham schetst drie essentiële kenmerken van kritisch denken:
- Nieuw denken: Kritisch denken vindt plaats wanneer een persoon een situatie tegenkomt die nieuw en onbekend is, waardoor hij moet analyseren en redeneren in plaats van oplossingen uit het verleden te herinneren en te gebruiken.
- Zelfgestuurd denken: Een persoon denkt kritisch wanneer zij/hij zelfstandig een situatie evalueert in plaats van alleen maar instructies op te volgen.
- Effectief denken: Om als kritisch te worden beschouwd, moet het worden geleid door logische principes, zoals het overwegen van beide kanten van een kwestie, het evalueren van bewijs en het scheiden van emotie en rede.
Hoewel deze criteria een brede definitie bieden, erkent Willingham dat kritisch denken per domein verschilt. Wat in de geschiedenis als rigoureuze analyse geldt, verschilt van wat in de natuurkunde of literatuur wordt verwacht. Deze domeinspecificiteit is cruciaal.
Kan kritisch denken worden aangeleerd?
Een van de meest besproken vragen in het onderwijs is of kritisch denken onafhankelijk van de leerstof kan worden aangeleerd (21-eeuwse vaardigheden). Sommigen beweren dat leerlingen algemene/generieke denkvaardigheden kunnen ontwikkelen die in alle disciplines van toepassing zijn, terwijl anderen (zoals ik) beweren dat kritisch denken gebaseerd moet zijn op inhoudelijke kennis. Willingham kiest de kant van de laatste groep en haalt cognitief onderzoek aan dat aantoont hoe denkvaardigheden diep verweven zijn met kennis.
Iemand zonder kennis van psychologie zal bijvoorbeeld moeite hebben om een psychologisch onderzoek kritisch te evalueren, hoe sterk haar/zijn logische redeneervermogen ook is. Evenzo zal een persoon zonder financiële achtergrond het moeilijk vinden om de geldigheid van een economisch argument te beoordelen. Dat betekent niet dat ze geen mening vormen, alleen dat hun mening op geen enkele manier gebaseerd is op kritisch denken! Onderzoek ondersteunt deze opvatting en toont aan dat leerlingen die expliciete instructie krijgen in kritisch denken binnen een vakgebied, beter presteren dan degenen die afzonderlijk algemene denkvaardigheden leren.
Waarom wordt kritisch denken niet overgedragen?
Een belangrijke uitdaging bij het aanleren van kritisch denken is dat het niet goed wordt overgedragen (transfer) tussen contexten. Een leerling kan leren hoe zij/hij argumenten moet evalueren in een Engelse les, maar er niet in slaagt dezelfde redeneervaardigheden toe te passen bij het interpreteren van gegevens in een natuurkunde les. Dit fenomeen, bekend als overdrachtsfalen (transfer failure), treedt op omdat mensen de neiging hebben zich te concentreren op oppervlakkige kenmerken van een probleem in plaats van op de diepere structuur ervan.
Een beroemde studie illustreert dit concept: deelnemers kregen een medisch probleem met een tumor en werden gevraagd een behandelstrategie te bedenken. Weinig deelnemers losten het op. Wanneer ze een soortgelijk probleem kregen met een militaire strategie (het aanvallen van een fort vanuit meerdere richtingen), zagen de deelnemers het verband nog steeds niet – tenzij expliciet werd verteld dat de twee problemen verband hielden. Dit suggereert dat mensen moeite hebben om te herkennen wanneer een geleerde strategie uit de ene situatie van toepassing is op een nieuwe situatie, waardoor het moeilijk wordt voor algemene kritische denkvaardigheden om zich te ontwikkelen.
Het vierstappenplan voor het onderwijzen van kritisch denken
Op basis van cognitief wetenschappelijk onderzoek stelt Willingham een gestructureerde aanpak voor om kritisch denken te onderwijzen:
- Identificeer kritische denkvaardigheden voor elk onderwerp: Leraren moeten definiëren hoe kritisch denken eruit ziet in hun specifieke discipline. In de geschiedenis kan het gaan om het zoeken naar documenten en het evalueren van vooringenomenheid; In de natuurwetenschappen kan het nodig zijn om experimenten te ontwerpen en gegevens te interpreteren.
- Combineer vaardigheden met vakkennis: Leerlingen hebben een sterke kennisbasis nodig om kritisch te kunnen denken. Het onderwijzen van argumentanalyse in een geschiedenisles vereist bijvoorbeeld dat leerlingen historische gebeurtenissen en contexten begrijpen.
- Rangschik vaardigheden op de juiste manier: Net zoals wiskundige vaardigheden op elkaar voortbouwen, moeten kritische denkvaardigheden in een logische volgorde worden aangeleerd, waarbij eenvoudigere taken in de loop van de tijd leiden tot complexere redeneringen.
- Versterk vaardigheden over meerdere jaren: Om langdurige retentie te garanderen, moeten kritische denkvaardigheden herhaaldelijk worden herzien in verschillende contexten tijdens de opleiding van een student.
Strategieën om de instructie in kritisch denken te verbeteren
Hoewel inhoudelijke kennis essentieel is, kunnen bepaalde onderwijsstrategieën het vermogen van studenten om kritische denkvaardigheden effectief toe te passen verbeteren. Willingham belicht twee krachtige technieken:
- Vergelijking en analogie: Door twee problemen voor te leggen die een diepe structurele overeenkomst vertonen, maar verschillen in oppervlaktedetails, worden leerlingen aangemoedigd om zich te concentreren op onderliggende principes in plaats van op oppervlakkige kenmerken. Door ze bijvoorbeeld te vragen een juridisch argument te vergelijken met een wetenschappelijke hypothese, kunnen ze overeenkomsten in redeneringen zien.
- Subdoel Labelen: In wiskunde en natuurwetenschappen kan het expliciet labelen van de stappen in een probleemoplossend proces studenten helpen hun kennis toe te passen op nieuwe contexten. In plaats van bijvoorbeeld een stapsgewijze formule voor het berekenen van waarschijnlijkheid te leren, kunnen leraren elke stap labelen met het doel ervan (bijv. “Bepaal mogelijke uitkomsten” en “Beoordeel waarschijnlijkheid”) om een dieper begrip aan te moedigen.
De rol van kennis in kritisch denken met een open einde
Naast het gestructureerd oplossen van problemen is kritisch denken ook essentieel voor het aanpakken van meer open taken, zoals het schrijven van overtuigende essays, het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek of het nemen van ethische beslissingen. In deze gevallen speelt kennis een nog grotere rol. Experts op elk gebied kunnen kritisch denken omdat ze een enorme hoeveelheid informatie hebben om uit te putten, waardoor ze patronen kunnen herkennen en kunnen anticiperen op gevolgen die beginners niet kunnen.
Een ervaren schaker kan bijvoorbeeld veel sneller een complexe bordpositie beoordelen dan een beginner, omdat zij/hij bekende configuraties en strategieën herkent. Op dezelfde manier vertrouwt een natuur- of sociale wetenschapper die een experiment ontwerpt op uitgebreide kennis van eerder onderzoek, methodologieën en veelvoorkomende valkuilen. Dit onderstreept het belang van diep leren: studenten hebben meer nodig dan alleen oppervlakkige vertrouwdheid met een onderwerp om er kritisch in na te denken.
Conclusie: een oproep tot inhoudrijk kritisch denkonderwijs
Het debat over het aanleren van kritisch denken is nog lang niet beslecht, maar de analyse van Willingham biedt duidelijke richtlijnen: kritisch denken is geen op zichzelf staande vaardigheid, maar een vaardigheid die diep verankerd is in vakkennis. Pogingen om generieke kritische denkvaardigheden aan te leren zonder inhoudelijke kennis zullen niet effectief zijn. In plaats daarvan moeten leraren kritisch denkonderwijs integreren in hun vakken, zodat leerlingen redeneervaardigheden ontwikkelen naast een sterke basis van kennis.
Om leerlingen echt voor te bereiden op de complexiteit van het moderne leven, moeten we verder gaan dan oppervlakkige oefeningen in logica en debat. Een goed ontworpen curriculum dat de nadruk legt op diepe, domeinspecifieke kennis – versterkt door doelbewuste oefening in de loop van de tijd – biedt de beste kans om leerlingen uit te rusten met het kritische denkvermogen dat ze nodig hebben om door een steeds complexere wereld te navigeren.
