kirschner-ED

Differentiatie

Als we het hebben over differentiatie in onderwijs/onderwijs, moeten we differentiëren (bedoelde woordspeling/pun) tussen divergente en convergente differentiatie. Beide zijn gebaseerd op het individualiseringsprincipe, dat inhoudt dat elke leerling/leerling in hun eigen tempo leert, hun eigen specifieke leeraanleg heeft en dat met deze verschillen rekening moet worden gehouden bij het lesgeven en beoordelen. Leerlingen verschillen in aanleg, voorkennis, taalvaardigheid, leertempo, interesses, achtergrond en cultuur, motivatie, concentratievermogen enzovoort. Daar moeten we als docenten rekening mee houden om voldoende gedifferentieerde ondersteuning te bieden om ervoor te zorgen dat individuele verschillen in leeruitkomsten minimaal zijn; dat iedereen hetzelfde afgesproken beheersingsniveau halen.

Maar als we dit doen, schuilt er een probleem in onze goede bedoelingen, namelijk het Mattheüs-effect. Volgens Wikipedia is de volledige naam het Mattheüseffect van geaccumuleerd voordeel en het “is de neiging van individuen om sociaal of economisch succes op te bouwen in verhouding tot hun aanvankelijke niveau van populariteit, vrienden en rijkdom”. Je hoort het wel eens als ‘de rijken worden rijker en de armen worden armer’.” Bedacht door sociologen Robert K. Merton en Harriet Zuckerman, ontleent het zijn naam aan een losse interpretatie van de gelijkenis van de talenten in het evangelie van Matteüs.

Want ieder die heeft, aan hem zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van hem die niet heeft, van hem zal afgenomen worden ook wat hij heeft.
— Mattheüs 25:29

In het onderwijs werd de term voor het eerst gebruikt door Keith Stanovich om te beschrijven hoe nieuwe lezers leesvaardigheid verwerven. Op basis van zijn observaties merkte hij op dat vroeg succes bij het leren lezen meestal leidt tot latere successen bij het lezen naarmate de leerling groeit, terwijl het niet leren lezen vóór groep 5 of 6 kan leiden tot levenslange problemen bij het leren/verwerven van nieuwe vaardigheden. In de woorden van Stanovich[1]:

Slow reading acquisition has cognitive, behavioral, and motivational consequences that slow the development of other cognitive skills and inhibit performance on many academic tasks. In short, as reading develops, other cognitive processes linked to it track the level of reading skill. Knowledge bases that are in reciprocal relationships with reading are also inhibited from further development. The longer this developmental sequence is allowed to continue, the more generalized the deficits will become, seeping into more and more areas of cognition and behavior. Or to put it more simply – and sadly – in the words of a tearful nine-year-old, already falling frustratingly behind his peers in reading progress, “Reading affects everything you do.”

Het onderwijs heeft de plicht om deze kloof te verkleinen; dus om het Mattheüs-effect tegen te gaan. Maar een probleem hierbij is hoe scholen vaak omgaan met verschillen tussen leerlingen in een heterogene klas. In dergelijke klaslokalen worden leerlingen vaak verdeeld in (minstens) drie groepen: zwakke/langzame leerlingen, gemiddelde leerlingen en sterke/snelle leerlingen. De leraar stelt vervolgens doelen voor elk van de drie groepen en geeft dienovereenkomstig les. En hier ligt het probleem. Deze divergentie heeft het schadelijke en nadelige neveneffect dat het Mattheüs-effect toeneemt, zoals te zien is in de volgende figuur:

Divergente differentiatie is een vorm van differentiatie waarbij de leerlingen op hun niveau aangesproken en onderwezen worden in termen van instructie en verwerking, waardoor er steeds grotere niveauverschillen ontstaan. Bij divergente differentiatie bieden docenten leerlingen bijvoorbeeld verschillende leerinhouden aan voor de verschillende groepen of laten ze leerlingen naar verschillende leerdoelen toewerken. Ze leggen de lat lager voor de zwakkere leerlingen en de lat hoger voor sterkere leerlingen. Kortom: de leerdoelen zijn niet voor alle leerlingen hetzelfde en dus leren de verschillende groepen leerlingen verschillende dingen. De langzamere/zwakkere leerlingen leren niet alleen minder, maar leren ook andere dingen dan de snellere/sterkere leerlingen. En zoals iedereen die Don (E.D.) Hirsch Jr. heeft gelezen. weet[2] het gevolg van deze divergentie is een verlies van gedeelde (EN: shared) kennis die nodig is voor mensen om samen te werken, elkaar te begrijpen en coherente, weloverwogen beslissingen te nemen.

Maar het doel van het onderwijs zou moeten zijn dat alle leerlingen hetzelfde basisniveau van beheersing bereiken, zodat alle kinderen dezelfde kennisbasis hebben. En om dit te bereiken hebben we convergente differentiatie nodig. Convergente differentiatie is een vorm van differentiatie waarbij je altijd de hele groep bij elkaar wilt houden in termen van wat ze leren, d.w.z.de  leerstof. Convergentie betekent hier ‘samenkomen’. De leerkracht probeert alle kinderen in de klas dezelfde set minimumdoelen te laten bereiken. [Opmerking: Iemand heeft dit blijkbaar gelezen en dacht dat ik vond dat we moesten ’toegeven’ aan de langzaamste leerling. Ik dacht dat het duidelijk was dat wat we wilden dat leerlingen ‘minimumdoelen’ zouden bereiken niet op de norm was gebaseerd, maar eerder op vooraf vastgestelde criteria. Kies het criteriumniveau en laat iedereen het bereiken!] De nadruk ligt dan op het verbeteren van de prestaties van zwakkere leerlingen, zodat ook deze leerlingen de minimum- criteriumgebaseerde doelen kunnen behalen. De doelen zijn niet verschillend, maar de gebruikte instructietechnieken/didactieken wel (zie onderstaande figuur). Convergente differentiatie is het werken aan gelijke doelen via verschillende instructiebenaderingen. Bij elke knobbel in de figuur hebben alle leerlingen dezelfde subdoelen bereikt. Natuurlijk zullen de kinderen gaandeweg een aantal verschillende dingen leren, maar de kern van de zaak is dat iedereen de gestelde criteriumdoelen bereikt/beheerst.

En hoe doen we dit? Eerst moeten we een gemeenschappelijk doel/vaardigheidsniveau kiezen. Dan moeten we onze leerlingen goed observeren en geen overhaaste conclusies trekken over wat ze wel en niet kunnen doen. Ten slotte moeten we bepalen wat de meest geschikte instructiebenadering is om te gebruiken, inclusief media, stapgrootte, tempo van instructie, type en hoeveelheid ondersteuning en begeleiding, type feedback dat wordt gegeven, enzovoort. Zo help je mee aan ‘educating a citizen’!

Zoals rapper Judakiss ‘zong’: We zitten allemaal in hetzelfde spel, alleen verschillende niveaus. Omgaan met dezelfde hel, alleen andere duivels.”


[1] Adams, MJ (1990). Beginnen met lezen: Denken en leren over drukwerk. MIT Press. pp. 59-60.

[2] Hoe een burger op te leiden: de kracht van gedeelde kennis om een natie te verenigen

Facebook
Twitter
LinkedIn
Email
WhatsApp