kirschner-ED

Verbetering basiskennis en -vaardigheden aankomende leraren

Paul A. Kirschner en Jaap Scheerens

Het is langzamerhand duidelijk wat de basiskennis en -vaardigheden voor alle leerlingen behelzen, te weten: het fatsoenlijk kunnen rekenen, lezen en schrijven alsmede het beschikken over burgerschaps- en informatievaardigheden[1] (al zijn wij nog stevig van mening dat de laatste twee wel belangrijk zijn maar geen aparte vakken of leergebieden zijn). Maar wat zou je tot de basiskennis en -vaardigheden voor alle leraren[2] moeten rekenen. Wij geven een overzicht en maken een vergelijking met de overheersende trend bij de Nederlandse lerarenopleidingen.

Een vijftal kerngebieden

Naar onze mening moet een bekwame leraar conceptuele kennis en vaardigheden bezitten in een vijftal gebieden, en daarvan afgeleid wat de LERO’s en/of PABO’s in de opleidingen naar bekwame leraren moeten bieden, namelijk:

  • Vakinhoud: Hier gaat het over de inhoud van hun te onderwijzen domein. Het gaat om kennis van en vaardigheden in de verschillende basisvakken zoals lezen, rekenen, topografie, geschiedenis, algemeen natuurwetenschappen, … als het om de PABO gaat en de specifieke vakdiscipline als het om 2e– en 1e-graads LERO’S gaat. De vakinhoud is gerelateerd aan de wetenschappelijke ontwikkelingen en standaarden binnen de domeinen zelf.
  • Cognitieve- c.q. onderwijspsychologie: Hier gaat het om kennis van hoe mensen leren oftewel hoe hun cognitieve architectuur eruitziet en hoe dat het leren beïnvloedt[3]. Specifiek gaat het o.a. om wetenschappelijke inzichten over onze cognitieve architectuur zoals sensorisch geheugen (wat en hoe wij waarnemen), werkgeheugen (hoe wij informatie verwerken) en lange-termijn geheugen (hoe wij kennis onthouden en wanneer nodig beschikbaar stellen voor verder leren) en hoe deze beïnvloeden wat en hoe wij leren. Deze kennis is voorwaardelijk voor het kiezen van de juiste (d.w.z. de meest effectieve, efficiënte en/of bevredigende) didactiek en voorkomt dus dat leraren de didactiek leren als een verzameling ‘trucjes’.
  • Algemene didactiek en didactische technieken: Hier gaat het om de door empirisch onderzoek en theorieën ondersteunde kennis en inzichten rond effectief leren en instructie (e.g., expliciete instructie, samenwerkend leren, team-teaching, samenwerkend leren…), de keuze van het gewenste moeilijkheidsniveau, manieren van toetsing (formatief, summatief, en als leerstrategie), discussie/interactie tussen docent en leerlingen en onder leerlingen zelf. Dus geen filosofieën, theoretische beschouwingen of denkwijzen zoals multipele intelligenties of hocus pocus didactiek zoals leerstijlen.
    • Vakdidactische kennis (pedagogical content knowledge; Shulman, 1988) is, in wezen, een combinatie van vakinhoudelijke kennis en kennis van de algemene didactiek. Hierdoor weten goed opgeleide leraren hoe zij de algemene didactiek kunnen aan- en toepassen om de over te brengen vakinhoudelijke kennis en vaardigheden leerbaar te maken. Binnen de categorie van vakdidactische kennis gaat het om de meest bruikbare vormen van representatie van de te leren ideeën, de krachtigste analogieën, illustraties, voorbeelden, uitleg en demonstraties – kortom, de manieren om het onderwerp te representeren en te formuleren die het begrijpelijk maken voor anderen.
      Vakdidactische kennis omvat ook een begrip van wat het leren van specifieke onderwerpen gemakkelijk of moeilijk maakt: de opvattingen en vooroordelen die studenten van verschillende leeftijden en achtergronden met zich meebrengen bij het leren van de meest onderwezen onderwerpen en lessen. Als die vooroordelen misvattingen zijn, wat ze vaak ook zijn, hebben leraren kennis nodig van de strategieën die waarschijnlijk vruchtbaar zijn bij het corrigeren daarvan. Het is namelijk onwaarschijnlijk  dat  leerlingen als onbeschreven blad voor hen verschijnen.
  • Gereedschappen: Leraren hebben heel veel gereedschappen tot hun beschikking om goed onderwijs te geven. Hier gaat het om de hele scala van gereedschappen (soms ook media genoemd) van boeken en krijt-/whiteboard tot elektronische apps tot computerondersteunde leer- en/of samenwerkingsomgevingen tot augmented- en virtuele realiteit.
  • Pedagogiek/onderwijskunde: We doelen hiermee op pedagogiek in de brede betekenis van opvoedkunde/‘doceerkunde’/klassenmanagement. Hoe spelen mens- en wereldbeelden een rol in het onderwijs. Welke verschillende onderwijsvormen zijn er? Kennis van en inzicht in de onderwijsgeschiedenis.

En hoe zit het dan met de huidige trend bij de lerarenopleidingen?

Hier lopen wij tegen een probleem op omdat niemand weet wat er in de verschillende LERO’s en PABO’s gedoceerd wordt, voor hoeveel EC’s, en hoe hun curricula eruit zien. In maart 2020 in hun rapport Routes naar het Leraarschap schreef de Inspectie “In deze inventarisatie tellen we liefst 384 routes die leiden tot een lesbevoegdheid, in 33 verschillende soorten”. Er is dus heel veel variatie in de inhoud en aanpak van de lerarenopleidingen in Nederland en dus kunnen de basiskwalificaties van afgestudeerden (beginnende leraren dus) enorm sterk uiteenlopen. Terwijl sommige opleidingen misschien een gedegen basis aan toekomstige leraren verschaffen zijn er ook opleidingen die aanstaande leraren wijsmaken dat leerlingen verschillende leerstijlen hebben en dienovereenkomstig onderwijs horen te krijgen of dat kinderen het beste leren als zij alles zelf ontdekken of zelfs dat kinderen zelf het beste weten wat zij willen c.q. moeten leren. Dat dit tot de onderwijsfabeltjes behoort, lijkt niet tot deze lerarenopleiders en -opleidingen doorgedrongen.

Daarnaast stellen steeds meer opleidingen vergaande flexibilisering, personalisering en individualisering van hun opleidingen voor – zodanig dat ernstig gevreesd moet worden voor de (gemeenschappelijke) kennisbasis van Nederlandse leraren. Er is, dus, geen centrale regie die stelt wat de minimumeisen (moeten) zijn!

Problematischer is dat de door empirisch onderzoek en theorieën ondersteunde kennis en inzichten rond effectief leren, hoe wij informatie verwerken tot kennis, de werking van het geheugen en de werking van expliciete en cognitief actieve instructie (e.g., wenselijke moeilijkheden, generatieve leer en studiestrategieën) maken niet standaard deel uit van het curriculum van LERO’s en PABO’s (zie o.a. dit artikel van Tim Surma c.s.).

Eerder bestaat er een voorkeur voor gepersonaliseerd en/of ontdekkend leren – als leidend model – waarvan bekend is dat die minder goed bijdragen aan het leren van bijvoorbeeld basiskennis (zie Progressief achteruit: Zwartboek over de last van slechte ideeën voor het funderende onderwijs. Eigenlijk werken die zelfs averechts als het erom gaat om kinderen een gemeenschappelijke kennisbasis te geven om goed met elkaar samen te leren en werken (logisch omdat alle kinderen ‘gepersonaliseerd’ iets anders leren). Zie onder andere het werk van E.D. Hirsch (How to Educate a Citizen) of deze blog van Daniel Buck (The agonizing individualism of progressive education).

Om de huidige trend te keren en de lerarenopleidingen in overeenstemming te brengen met de hierboven op vijf deelgebieden beschreven noodzakelijk geachte inhoud is een ingrijpende beleidswijziging wenselijk. Minister Dijkgraaf zou een voorbeeld kunnen nemen aan wat zijn collega Wiersma probeert te doen als het gaat om basiskennis en- vaardigheden in het basis- en voortgezet onderwijs. Het Masterplan van Wiersma is op de lange termijn dweilen met de kraan open, als de lerarenopleidingen, LERO’s en PABO’s, niet opleiden tot vakinhoudelijk bekwame leerkrachten, die op wetenschappelijke inzichten gebaseerde effectieve didactiek kunnen toepassen.


[1] Digitale geletterdheid

[2] Om dit stuk iets beter leesbaar te maken  gebruiken wij het woord leraar maar bedoelen leraren/docenten.

[3] Vergelijk dit met een arts die kennis heeft gekregen in haar/zijn opleiding over biologie, anatomie, fysiologie en pathologie.

Facebook
Twitter
LinkedIn
Email
WhatsApp