Dit is echt geflipt!
Deze blog staat ook in een andere vorm in het november 2021 nummer van Didactief.
Woord vooraf:
Uit een Twitterreactie is het mij duidelijk geworden dat ik vooraf moet melden dat deze blog geen kritiek is op ‘flipping de classroom’ maar is een commentaar over hoe de bedenkers van flipping (zij noemde het inverting) daartoe zijn gekomen. Ik lever geen “kritiek op deze aanpak…door [mij] te baseren op een flut onderzoek van 21 jaar oud”. De lezer die dat vond heeft duidelijk “best wel wat gemist” toen die de blog las. Ten overvloed: Three wrongs can make a right!
‘Flipping the classroom’ in is, maar waar komt het vandaan? Om hierachter te komen ben ik op zoek gegaan naar de bron. Mijn zoektocht bracht me bij een artikel uit 2000 van Maureen Lege, Glenn Platt en Michael Treglia die een techniek bedachten die ze ‘inverting the classroom’ noemden; de klas op z’n kop zetten. Ze vonden traditionele lessen ineffectief omdat – en hier komt de eerste ‘fout’ – er een mismatch was tussen hoe lessen werden gegeven door docenten en de leerstijl van de leerling.
De tweede ‘fout’ was het gebruik van de Myers-Briggs Type Indicator (MBTI), een niet onomstreden en door velen gezien als onbetrouwbaar en niet valide instrument, om leerlingen en docenten te classificeren over hoe ze zich tot de wereld verhouden, informatie verwerken, beslissingen nemen en hun omgeving evalueren. Doel was daar ook een match te krijgen.
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:MyersBriggsTypes.png
En alsof dit nog niet erg genoeg was, voegden ze de dubieuze leerstijlen van Kolb (1981) toe om zich te concentreren op hoe studenten informatie opnemen en verwerken.
Op basis van deze drie uitgangspunten bedachten twee van de auteurs (Lege en Platt) een manier om les te geven op een manier die “alle soorten leerlingen kan aanspreken”. Ze gaven hun veel instructiemateriaal – inclusief kleine opdrachten – waar ze vóór de les toegang toe hadden zoals leesselecties, video-opnamen en PowerPoints® al dan niet met audio. Na dat ze het lesmateriaal tot zich hadden genomen vooraf aan de les, bespraken ze in de klas de materialen en opdrachten in kleine groepen, pasten de principes toe die ze hadden geleerd, bespraken elkaars vragen en presenteerden aan elkaar in minicolleges.
Ze noemden deze aanpak de ‘inverted classroom’. In hun woorden, “Het omkeren van de klas betekent dat gebeurtenissen die traditioneel in het klaslokaal plaatsvonden, nu buiten het klaslokaal plaatsvinden en vice versa. Het gebruik van leertechnologieën, met name multimedia, biedt nieuwe mogelijkheden voor studenten om te leren, mogelijkheden die niet mogelijk zijn met andere media… Het algemene principe is om een menu met opties te bieden die studenten kunnen gebruiken bij het leren. De docenten richten zich op het gewenste resultaat (bijvoorbeeld de leerling voorbereiden op de discussie) en laten hun de beste methode kiezen om dat resultaat te bereiken”.
Voorafgaand aan de les lazen ze het benodigde materiaal en werden ze aangemoedigd om de video’s of PowerPoint® te bekijken en de opdrachten uit te voeren. Er werd van hen verwacht dat ze goed voorbereid naar de les zouden komen om daar de relevante stof te bespreken. Elke les begon met de vraag van de leraar of de leerlingen vragen hadden, bijvoorbeeld over iets dat ze niet hadden begrepen of waarvan ze een voorbeeld wilden. Dit leidde vaak tot wat zij noemden een minicollege (±10 minuten) op basis van de vragen. Als de leerlingen geen vragen hadden, gaven de docenten geen minicolleges. Daarna bespraken ze de opdrachten en pasten docenten en leerlingen samen het geleerde toe via werkbladen en toetsvragen.
Ik zal niet ingaan op de resultaten van het ‘experiment’, maar het volstaat te zeggen dat ze waardeloos waren. Hoewel ze de leerstijlen van de lerenden niet bepaalden (!!) noch het daadwerkelijke leren maten, concludeerden ze dat “het omgekeerde klaslokaal studenten van alle leerstijlen expliciet toestaat een methode of methoden te gebruiken die het beste voor hen zijn” en vervolgens prozaïsch spraken over potentiële voordelen zoals “verhoogde participatie en motivatie, verbeterde potentiële beroepsvaardigheden en meer mogelijkheden voor kritische analyse”.
Desondanks is flipping the classroom (d.w.z. het omgekeerde klaslokaal) een ongelooflijk veelgebruikte en geprezen aanpak geworden die een zekere verdienste heeft, al was het maar omdat bij goed gebruik het leraren ertoe heeft aangezet om grondiger en dieper na te denken over de didactiek die ze gebruiken om verschillende leerdoelen te bereiken. Mogelijk heeft het ook de leeromgeving voor veel docenten en studenten interactiever gemaakt.
Maar…flipping the classroom werkt alleen als het goed wordt gedaan. Voor Lege en Platt was flipping een zeer grondige en strikte didactische/instructiestrategie. Ze kozen zorgvuldig de leermaterialen die nodig waren, maakten krachtige PowerPoints die aangevuld waren met audio en/of notities, kozen zorgvuldig video’s, gaven studenten opdrachten – en controleerden of ze werden uitgevoerd – om ervoor te zorgen dat het noodzakelijke vereiste werk werd uitgevoerd om het gebeuren in de klas goed te laten lopen.
Kolb D. A., (1981) Experiential Learning Theory and the Learning Style Inventory: A Reply to Freedman and Stumpf. The Academy of Management Review, 6, 289-296.
Lage, M. J., Platt, G. J., & Treglia, M. (2000). Inverting the classroom: A gateway to creating an inclusive learning environment. The Journal of Economic Education, 31(1), 30–43.