Waarom bijles op school een groot verschil maakt
Tim Surma, Paul Kirschner en Daniel Muijs- Thomas More Hogeschool, België – ExpertiseCentrum Effectief Leren (ExCEL)
Eerst gepubliceerd op17-02-2021 in Didactief
Tim Surma, Paul Kirschner en Daniel Muijs breken een lans voor het toepassen van tutoring. Al gaat het slechts om vijf minuutjes persoonlijke aandacht: extra instructie maakt hoe dan ook een groot verschil voor de leerling.
In de gangen van mijn secundaire school was het nooit hélemaal stil tijdens de pauzes. Tijdens de ochtendpauze zag ik collega’s aan kleine groepen leerlingen een woordje uitleg geven over de leerstof. Soms slechts vijf minuutjes na de les, om één type oefening extra toe te lichten. Een leerling die afwezig was door ziekte, kreeg na het zevende lesuur door de vakleerkracht remediërende uitleg. Zelden ging het hier om hele lesuren omdat instructie in kleine groepen of individuele instructie nu eenmaal effectiever en efficiënter is dan instructie aan grotere groepen. Wat er in de scholen tijdens de pauzes gebeurde, is wat men in wetenschappelijke termen tutoring noemt.
Tutoring: algemeen positief effect maar …
Tutoring (of bijles) is een voorbeeld van extra instructie, één-op-één of in kleine groep. Het vervangt geen klassikale les maar wordt bijkomend ingericht. Het vult dus het normale onderwijs aan, in plaats van het te vervangen. Er is veel wetenschappelijk bewijs waaruit blijkt dat tutoring een van de meest effectieve hulpmiddelen is om het leren te ondersteunen. Iedereen weet dat bijles werkt. Dit weten wij al sinds Benjamin Bloom (ja, die van de taxonomie) zijn artikel over de 2-sigma studies deed (Bloom, 1984).
Bloom omschrijft de taak van onderwijsonderzoek (de zoektocht naar de didactiek die hetzelfde 2-Sigma effect heeft in grote klasgroepen) als het 2-sigma-probleem, omdat bij een-op-een les de gemiddelde prestatie van een leerling namelijk 2 sigma (de maat voor standaarddeviatie) hoger is dan in een doorsnee klas met dertig leerlingen. Een gemiddelde verbetering van 2 sigma betekent dan dat de gemiddelde leerling uit de een-op-een les beter presteert dan 98% van de leerlingen uit de conventionele les. Let wel: we hebben het hier over het onderwijs in de jaren tachtig (uit: Op De Schouders Van Reuzen (p. 13-14), Kirschner, Claessens, & Raaijmakers).
In een onlangs gepubliceerde nieuwe overzichtsstudie wordt tutoring omschreven als “een van de meest veelzijdige en potentieel transformerende onderwijshulpmiddelen die vandaag de dag in gebruik zijn” (Nickow, Oreopoulos, & Quan, 2020). In de Teaching Toolkit van de Education Endowment Foundation schat men dat bijlesprojecten leerlingen een leerwinst opleveren van 4 tot 5 maanden (zie hier en hier). In de media konden we al lezen dat elke leerling bij aanvang van het schooljaar zal worden gescreend. Minstens even belangrijk wordt het om dan strategieën te ontwerpen die aan de noden van de leerlingen tegemoet komen. Tutoring lijkt dus een voor de hand liggend antwoord (Dietrichson et al, 2017).
Uit vele studies blijkt immers dat tutoring sowieso een sterk positieve impact heeft. Het werkt het best bij jonge leerlingen (uit het lager onderwijs), maar ook in het secundair onderwijs zijn er positieve effecten. Tutoring wordt voornamelijk bestudeerd in de context van wiskunde/rekenen en taal maar kan uiteraard ook voor andere vakken worden toegepast. Tutoring is het meest effectief als het gegeven wordt door leraren of externe professionals. Bij niet-professionele vrijwilligers en ouders zijn de effecten nog steeds positief, maar kleiner. Tutoring blijkt het meest effectief als op het op school wordt georganiseerd, meer dan buitenschools. Er is ontzettend veel variatie in de mogelijke dosering, maar een effectieve bijles duurt zelden langer dan een uur, ze wordt één tot vier keer per week gegeven, en zelden per vak meer dan 20 weken op rij. Vaak stopt een leerling met de bijles wanneer de achterstand is bijgebeend. Idealiter wordt het aantal leerlingen in de tutorgroep klein gehouden (één tot drie leerlingen, zeker niet meer dan zeven leerlingen).
Hieronder zie je een vertaald schema dat een aantal factoren bij input in kaart brengt: het zijn de keuzes waarover scholen en leraren kunnen denken wanneer ze tutoring inrichten. De impact, uiterst rechts, wordt weergegeven in een effectgrootte, uitgedrukt in aantal standaarddeviaties verschil. Zo bedraagt de leerwinst voor bijlesinterventies 0,37 SD. In mensentaal betekent dit dat 64% van de groep leerlingen die bijles kreeg hoger zal scoren dan het gemiddelde van de groep leerlingen die geen bijles kreeg. Voor meer uitleg over standaarddeviatie, zie p.13 en 14 van Op De Schouders Van Reuzen (Kirschner, Claessens, & Raaijmakers, 2018).
Schema: een typering van tutoring (input, verklarende mechanismen en impact), gebaseerd op Nickow, Oreopoulos, & Ouan (2020)
Waarom helpt bijles?
Waarom zou men kunnen verwachten dat bijles het leren verbetert? Een mogelijkheid is dat tutoring studenten helpt die achterop zijn geraakt, door hen simpelweg meer instructietijd te geven. Een ander verklarend mechanisme, afgezien van extra instructietijd, is het maatwerk in het leerproces. Lesgeven op het passende niveau is gemakkelijker wanneer je drie leerlingen voor je hebt dan wanneer het er 26 zijn. Het geïndividualiseerde aspect kan echter niet de enige verklaring zijn, want dan zouden digitale, gepersonaliseerde leeromgevingen hetzelfde effect kunnen hebben (wat ze niet hebben; zie het werk van Robert Slavin). De menselijke connectie die wordt gegenereerd door de relatie tutor-leerling, d.w.z. de mentorschapsrelatie, zorgt o.a. voor persoonlijke aandacht en focus. Wegdromen gaat moeilijker. Daarnaast gaan leraren vaak spontaan effectieve didactiek gebruiken en de ondersteuning pas afbouwen wanneer dat kan: eerst modelleren en uitleggen, dan pas leerlingen zelf laten proberen, zelfstandige oefenkansen bieden en tussentijds snel feedback geven – al meekijkend over de schouders van de leerling. Daarnaast kan men flexibel inspelen op wat ze bij de leerling waarnemen. Aanpakken die trouwens ook in grotere groepen goed werken.
Hoe pakt men het in het buitenland aan?
In Engeland zijn grote budgetten uitgetrokken voor georganiseerde, structurele bijlesprojecten waar externe partners de tutors leveren (vergelijkbare met een investering in Vlaanderen van 90 EUR per leerling). Voor bijv. Tuition Partners is 76 miljoen pond (!) toegewezen om scholen toegang te geven tot hoogwaardige bijlessen van een goedgekeurde lijst van bijscholingsaanbieders, die allemaal een reeks kwaliteitsnormen hebben gehaald. Tegen midden-oktober beginnen ze met het geven van bijlessen op scholen. Teach First heeft 6,4 miljoen pond toegewezen gekregen voor de financiering van academische mentoren, waardoor scholen in de meest achtergestelde gebieden toegang krijgen tot een pool van getrainde pas-afgestudeerden, die ze kunnen inzetten om hun leerlingen te ondersteunen. Elke mentor krijgt een training om optimaal bijles te kunnen geven. Deze academische mentoren zullen intensieve leerondersteuning bieden, terwijl leraren zich kunnen richten op het geven van lessen.
Doordat het takenpakket van leraren soms heel vol is, lijkt het alsof de extraatjes, zoals occasioneel extra bijles geven, er ‘bovenop’ komen. Toch durven we hier te stellen dat kleinschalige (dwz niet structurele) bijles aan leerlingen die achterop zijn geraakt nu nét de corebusiness van onderwijs is. Soms zijn vijf minuten extra instructie of aandacht voldoende. Soms begrijpt een leerling het pas nadat je het de vierde keer hebt uitgelegd, maar dat mag ons niet van die verantwoordelijkheid ontslaan om die uitleg vier keer te geven. En uiteraard heeft ieder mens ook recht op pauze. Dit is dus geenszins een pleidooi om ineens alle pauzes op te geven en fulltime op elk moment bijles te geven. Heel veel leraren doen spontaan aan tutoring, vaak zelfs zonder te beseffen dat dat kleine woordje uitleg in de schoolgang meer impact heeft dan men zou vermoeden. Laat dit stukje tekst dus vooral een herinnering wezen aan de kracht en impact van die kleinschalige interventie, en een hart onder de riem van de leraar en school die hier tijd in stopt: bijles maakt een groot verschil voor de leerlingen.
De tijd voor de leerling die wekelijks (d.w.z. structureel) twee extra uren aan ondersteuning nodig heeft voor je vak is moeilijker tevoorschijn te toveren, en het is onwenselijk te verwachten dat leraren die zomaar kunnen investeren. Bijles in kleine groepen op structurele basis is dus een dure aangelegenheid – zoals ook blijkt uit de Britse aanpak – en vereist vele leraren, leraren die we niet op overschot hebben. Inzetten op structurele tutoring vereist dus een doordachte visie op schoolniveau (aangepast aan de noden van de school en het leerlingenpubliek) en beleidsniveau zoals over het kanaal waar externe professionals (net afgestudeerden in het hoger onderwijs of mensen uit de private sector die willen ondersteunen) getraind worden voor bijlesprojecten.
Dit artikel is een licht gewijzigde versie van het stuk dat eerder hier verscheen.
Zie ook het Leidse Tutorprogramma, met praktische tips en handleidingen voor tutoren (gemaakt door Pedro de Bruyckere met collega’s uit Leiden).
Bronnen Dietrichson, J., Bøg, M., Filges, T., & Klint Jørgensen, A. M. (2017). Academic interventions for elementary and middle school students with low socioeconomic status: A systematic review and meta-analysis. Review of Educational Research, 87(2), 243-282. Kirschner P.A., Claessens, L., & Raaijmakers, S. (2018). Op de schouders van reuzen. Inspirerende inzichten uit de cognitieve psychologie voor leerkrachten. Meppel: Ten Brink Uitgevers. Nickow, Andre Joshua, Philip Oreopoulos, and Vincent Quan. (2020). The Impressive Effects of Tutoring on PreK-12 Learning: A Systematic Review and Meta-Analysis of the Experimental Evidence. (EdWorkingPaper: 20-267). Retrieved from Annenberg Institute at Brown University: https://doi.org/10.26300/eh0c-pc52 Higgins, S., Kokotsaki, D., & Coe, R. (2012). The teaching and learning toolkit. Education Endowment Foundation and Sutton Trust. |