Woord vooraf: Hier volgt niets meer en niets minder dan een aantal bedenksels en bedenkingen van mij – geschreven als een soort stream-of-consciousness – over hoe wij kunnen omgaan met de toelating van studenten aan ho-opleidingen met een numerus fixus. Ik kom niet met een antwoord laat staan met het ei van Columbus maar enkel met wat ideetjes die in de discussie (en de beslissingen van minister en Tweede Kamer) aan de orde zouden kunnen komen.
“Minister Van Engelshoven (D66) van Onderwijs wil hogescholen en universiteiten de mogelijkheid geven om studenten te laten loten voor opleidingen die meer aanmeldingen dan plaatsen hebben” aldus de Volkskrant op 10 februari. Zo wil zij af van het beoordelen en toelaten van a.s. studenten op basis van een combinatie van schoolcijfers, motivatiebrieven en persoonlijkheidsbeoordelingen. Ik juich dit toe, omdat:
- Ik zag en zie er weinig tot niets in het gebruik van de vaak onbetrouwbare beoordelingen van motivatie en persoonlijkheid. Wil je mensen op iets beoordelen, dan moeten de instrumenten daarvoor betrouwbaar en valide zijn. Dit is vaak niet het geval zoals het nu gedaan wordt.
- Net als in de VS waar de beoordeling van deze subjectieve factoren al jaren gewoon is, is er hier ook een groeiende industrie voor het trainen van a.s. studenten voor het persoonlijkheidsdeel en het schrijven van motivatiebrieven voor hen.
- Ook is het ‘spekken’ van de CV met – al dan niet verzonnen – buitenschoolse maatschappelijke en inhoudelijke bezigheden langzamerhand gewoon geworden.
Hiermee werken wij m.i. kansenongelijkheid op twee manieren in de hand. Ten eerste bevoordeel wij leerlingen die de financiële mogelijkheden hebben om zulke hulptroepen in te roepen en te betalen (door paps en mams). Ten tweede worden diezelfde leerlingen bevoordeeld omdat hun financiële situatie toelaat dat zij na/naast school van alles en nog wat kunnen en mogen doen om een maatschappelijke en inhoudelijke portfolio op te bouwen. Hoe sneller wij hiermee ophouden, hoe beter maar…
Overgaan naar en gewone of zelfs een gewogen loting is, denk ik, niet het antwoord. Een kind dat haar of zijn stinkende beste doet op school, tegen alle belemmeringen in, en met hoge cijfers afstudeert moet m.i. gewoon toegelaten worden op de opleiding waarvoor zij/hij hard heeft gewerkt. En als er NA het toelaten van deze kinderen nog ruimte over is in de opleiding, dan kan je over gaan naar loting maar…
Wij moeten goed beslissen waar de cesuur voor toelating moet liggen. Is dat een 7,5, een 8, een 8,5 of hoger? En gaat het alleen om de schoolcijfers voor de toeleidende vakken (denk bijvoorbeeld aan wiskunde bij een informaticastudie, biologie en scheikunde bij geneeskunde) of om de gemiddelde van alle vakken? Dit is geen makkelijke vraag met een simpel antwoord.
En natuurlijk blijft er hier ook kansenongelijkheid die veroorzaakt wordt door dat kinderen van meer-vermogende ouders in staat zijn om betaalde bijles te volgen en dus hogere schoolcijfers te halen. Om dit enigszins recht te trekken zou de overheid de minder-vermogende kinderen kunnen helpen met in-schoolse bijles, een ‘rugzak’ te creëren voor beloftevolle kinderen of door te zorgen dat leerkrachten in staat worden gesteld om betere les te geven. Denk hier aan meer leerkrachten, kleinere klassen, hoger opgeleide leerkrachten, …
Daarna moeten wij beslissen of het gaat om een loting of een gewogen loting.
Wij kunnen wij ons ook afvragen of er ruimte moet zijn voor beloftevol maar benadeelde leerlingen. De criteria hiervoor zullen ook niet echt makkelijk zijn te bedenken en zoiets zou kunnen leiden tot positieve discriminatie en de vraag is of wij dit zouden willen hebben c.q. of het überhaupt mag.
En ten slotte, om het van een andere kant te bekijken, de overheid zou kunnen denken om de middelen te verschaffen om de maatschappelijk gewilde opleidingen te vergroten, maar niet ten koste van de ‘minder’ gewilde studies. Geen kaasschaaf en ook geen opzetten van opleidingen tegenover elkaar zoals pas het geval was bij de universiteiten bij de Adviescommissie-Van Rijn die voorstelde meer geld te geven aan de technische universiteiten ten koste van algemene universiteiten. Met andere woorden het afromen van de ene ten behoeve van de andere.
Met andere woorden, het oplossen van dergelijke problemen is niet makkelijk. Hoewel de neiging groot is om snel te handelen en meteen maatregelen te nemen (zoals de soap van het steeds wisselen van tijd en volgorde van de centrale eindtoets en schooladvies in het basisonderwijs voor het bepalen van het vervolgonderwijs) vraag ik de minister en de Tweede Kamer om eerst goed na te denken en de zaak goed te analyseren, daarna echt deskundig advies in te winnen en dan pas te handelen / maatregelen te treffen. Wij hebben in Nederland genoeg onderwijsflaters in de afgelopen decennia geslagen door ondoordacht te handelen!